Ga door naar hoofdinhoud
Valpreventie TOM

Veel gestelde vragen over de ketenaanpak valpreventie

Gemeenten krijgen de taak op valpreventieprogramma's aan te (laten) bieden voor inwoners vanaf 65 jaar. Vragen vanuit gemeenten of GGD rondom deze nieuwe rol beantwoorden we op deze pagina.

Het inzetten van middelen (vanuit GALA/SPUK)

Het bedrag is gebaseerd op de gemeentelijke kosten voor het tot stand brengen en uitvoeren van de ketenaanpak valpreventie en het behalen van de hierover in het GALA afgesproken doelstellingen. Er is gewerkt met schattingen van de kosten van de verschillende onderdelen van het ketenaanbod. Het grootste deel van het bedrag, meer dan de helft, is bestemd voor de inkoop en het aanbod van erkende valpreventieve beweeginterventies. Een valpreventieve beweeginterventie maakt altijd onderdeel uit van de ketenaanpak. Er is ruimte om tussen de verschillende posten te schuiven, waarbij van belang is de eerder genoemde doelstellingen in het oog te houden. Te weten: per 2023 krijgt jaarlijks 14% van alle thuiswonende ouderen (65+) een risico-inschatting en bij 3% van alle thuiswonende ouderen (65+) wordt een erkende valpreventieve beweeginterventie aangeboden.
Tot slot is het mogelijk om maximaal 20% van de middelen voor valpreventie, die niet in 2023 besteed kunnen worden, mee te nemen naar 2024. Jaarlijks is het mogelijk om 15% van de middelen voor een onderdeel in te zetten voor een ander onderdeel dat valt onder hetzelfde hoofdthema (in geval van valpreventie gaat het dan om het hoofdthema “Gezondheid en sociale basis”).

Er is geen vast aandeel gereserveerd voor algemeen beweegaanbod. Het bedrag voor valpreventie is gebaseerd op het kunnen realiseren van de - in het GALA afgesproken - doelstellingen ten aanzien van de ketenaanpak valpreventie. Gemeenten hebben de mogelijkheid om eventueel resterend geld ook in te zetten voor beweegactiviteiten voor 65-plussers die geen verhoogd valrisico (meer) hebben. 

Het betreft extra budget dat gemeenten vanuit de SPUK hiervoor in kúnnen zetten naast de middelen die vanuit de WMO beschikbaar zijn. Er mag geen sprake zijn van dubbele financiering. Het is eveneens niet de bedoeling dat grote woningaanpassingen, zoals het fysiek aanpassen van een woning of het plaatsen van een traplift, met deze SPUK worden gefinancierd.

Voor gemeenten zijn vanaf 2023 via de SPUK middelen beschikbaar om de ketenaanpak met zorgverzekeraars op te zetten en voor het aanbieden van de onderstaande onderdelen van deze ketenaanpak. Het gaat landelijk om een bedrag van circa 50 miljoen euro per jaar, zie ook de tabel op pagina 38 van het GALA. De SPUK-middelen die gemeenten kunnen aanvragen, zijn bedoeld voor onder andere de volgende onderdelen in de Ketenaanpak Valpreventie:

Waaronder:

  • Het opsporen van ouderen en het vaststellen van het valrisico van deze groep;
  • Het uitrusten en voorlichten van de mantelzorgers bij het opsporen en ondersteunen van ouderen met een verhoogd valrisico;
  • Het aanbieden van erkende valpreventieve beweeginterventies zoals op Loketgezondleven.nl van het RIVM;
  • Het gedeeltelijk compenseren van ouderen die een woningaanpassing nodig hebben;
  • Coördinatiekosten om de ketenaanpak binnen de gemeente in te richten, met tenminste zorgverzekeraars en relevante (zorg)professionals. 

Naast de ketenaanpak valpreventie is er ook ruimte voor het aanbieden van daarop aansluitende beweegactiviteiten voor 65-plussers die geen verhoogd valrisico hebben en het aanbieden van andere door het RIVM erkende valpreventieprogramma’s.
Naast dat er SPUK-middelen zijn voor gemeenten voor valpreventie, houdt het kabinet ook rekening met een besparing in de Wmo als gevolg van de inzet op valpreventie. Dit gaat om een korting op het Gemeentefonds van 10 miljoen euro landelijk in 2023, oplopend naar 20 miljoen euro structureel vanaf 2031.

De ketenaanpak valpreventie, zoals gepubliceerd op loketgezondleven.nl van het RIVM, richt zich op 65-plussers met een verhoogd valrisico en omvat in elk geval de inzet van een erkende valpreventieve beweeginterventie. Dus voor deze groep móet in elk geval een erkende valpreventieve beweeginterventie worden ingezet bij de uitvoering van de ketenaanpak. Van gemeenten wordt verwacht dat zij ook in elk geval met de ketenaanpak aan de slag gaan.

Naast de ketenaanpak valpreventie is er ook ruimte voor het aanbieden van daarop aansluitende beweegactiviteiten voor 65-plussers die géén verhoogd valrisico hebben. Hier is niet de voorwaarde van ‘erkenning’ aan verbonden. Ook mogen gemeenten andere activiteiten dan beweeginterventies, gericht op het voorkomen van vallen, aanbieden. Zowel als onderdeel van de ketenaanpak als daarbuiten. Denk bijvoorbeeld aan woningaanpassingen en interventies gericht op het wegnemen van valangst. Er kan hiervoor, zover van toepassing, gebruik gemaakt worden van erkende interventies die te vinden zijn op het Loketgezondleven.nl/valpreventie. De valpreventieve beweeginterventies voor ouderen met een verhoogd risico zijn te vinden op Loketgezondleven.nl bij valpreventieve beweeginterventies.

Er kan per onderdeel maximaal 20% worden meegenomen voor dat onderdeel van 2023 naar 2024. Er zijn geen uitzonderingen voor valpreventie. 

Financiering voor sommige onderdelen van de brede SPUK loopt tot en met 2025. De SPUK zelf loopt tot en met 2026. Valpreventiemiddelen zijn structureel. De VNG zal in 2024 met het rijk in gesprek gaan over de financieringsvorm na 2026.

Rollen en verplichtingen gemeente

  • Met het tekenen van het GALA hebben gemeenten zich via de VNG verbonden aan de doelstellingen van het GALA. 
  • Met het aanvragen van de SPUK committeert een individuele aanvragende gemeente zich eraan om de verstrekte middelen in te zetten voor de in het GALA opgenomen activiteiten ten behoeve van de afgesproken doelen op dat onderdeel. 
  • In het GALA is opgenomen dat gemeenten in elk geval middelen moeten aanvragen voor valpreventie, gezien de kortingen die per 2023 worden toegepast binnen de Zvw en Wlz. 
    Dat heeft ermee te maken dat valpreventie een integrale aanpak is in zowel het sociaal als het zorgdomein. De zorg voor ouderen met een hoog risico op vallen komt in het basispakket van de zorgverzekering. Wat betekent dat alle ouderen met een hoog valrisico verzekerd zijn en dus een verzekerde aanspraak kunnen maken op valpreventie. De zorgverzekeraar kent een zorgplicht. Aangezien valpreventie een integrale ketenaanpak is waarin ook de gemeente een deel moet organiseren, hebben deze oudere inwoners niets aan hun verzekerd recht als de gemeente de ondersteuning niet organiseert . En kunnen ook de zorgverzekeraars hun zorgplicht niet nakomen. Vanaf 2023 zijn besparingen ingeboekt op het Wmo budget. Het is dus ook in het belang van gemeenten zelf om die besparingen te realiseren.
  • Ook is in het GALA opgenomen dat uiterlijk op 1 januari 2024 in elke regio wordt gestart met de inrichting van de vijf ketenaanpakken in zoveel mogelijk gemeenten. Over de fasering in de tijd worden in de implementatietrajecten onder leiding van VWS afspraken gemaakt. Dit voorstel wordt tijdens het bestuurlijk overleg geagendeerd. 

Er is een handreiking van de kennispartners waarin per thema informatie is gebundeld. Dit kan de opzet van het integrale plan van aanpak voor de SPUK ondersteunen. 

  • De GGD’en hebben van oudsher een belangrijke rol in de dataverzameling en het verschaffen van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking en in de advisering over zinvolle gezondheidsbevorderende interventies. Deze taken zijn vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). 
  • In de SPUK zijn middelen opgenomen (€ 2,5 mln per jaar) voor versterking van de adviesfunctie van de GGD richting (individuele) gemeenten. Deze worden via gemeenten aan GGD’en ter beschikking gesteld. 
  • In 2022 heeft VWS via ZonMw ‘vouchers’ uitgegeven aan GGD-en om kennisfunctie op vier van de vijf in het IZA en GALA opgenomen ketenaanpakken (waaronder valpreventie) te versterken. En ook de onderlinge uitwisseling van kennis te bevorderen over hoe deze aanpakken te implementeren, via een leernetwerk. Alle GGD’en doen mee aan dit leernetwerk. 
  • Om ketenaanpakken in te kunnen richten is het belangrijk dat er een verantwoordelijke partij is die voldoende uitgerust is om de taak waar te kunnen maken (bijv. in tijd & capaciteit). 
  • Of het nodig is om 5 verschillende regievoerders in te zetten bepaalt een gemeente natuurlijk zelf en is bijvoorbeeld afhankelijk van de omvang van de gemeente en de wijze waarop de aanpak in de betreffende gemeente wordt vormgegeven. Bijvoorbeeld in hoeverre er al regionale afspraken liggen die het opstellen/doorvertalen van de lokale afspraken kunnen vereenvoudigen. 
  • De verschillende ketenaanpakken kennen in elk geval grote gelijkenissen in type processtappen en partijen waar mee samengewerkt wordt. Daarom zijn ze in het GALA ook onder 1 hoofdstuk opgenomen (3G onderdeel II). 
  • Het is daarom  aan te raden om bij de projectinrichting te zorgen dat de aanpakken van elkaar kunnen leren. Dit kan op verschillende manieren en de keuze hoe dit het beste aan te pakken is aan de gemeente. 
  • Voor valpreventie specifiek is structureel rekening gehouden met coördinatiekosten. Deze zijn bij aanvang wel hoger dan in latere jaren. 


Voor de besteding van de Brede SPUK-middelen moeten gemeenten een SISA verantwoording afleggen. Voor de besteding van de SPUK IZA middelen, die gebruikt kunnen worden voor de coördinatie van de ketenaanpakken, moeten de mandaatgemeenten een SISA verantwoording afleggen. Hiervoor moeten de overige gemeenten in de samenwerkingsregio voor hun activiteiten de vereiste verantwoordingsinformatie aan de mandaathouder sturen. De uiterlijke datum voor de SISA verantwoording is 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar. De SISA verantwoording zorgt voor waarborging dat de middelen aan de beoogde doelen worden besteed (zie pag. 34-35 GALA). Gemeenten worden niet afgerekend op resultaat maar hebben wel een inspanningsverplichting. De middelen die niet zijn uitgegeven, moeten terugbetaald worden.

De RIVM monitor verzamelt gegevens over de implementatie van de ketenaanpak valpreventie. De monitor is daarmee een instrument om de voortgang te volgen, maar is geen verantwoordingstool of controlemiddel voor de besteding van de middelen. De resultaten die gemeenten invullen in de RIVM monitor worden niet gebruikt voor het terugvorderen van middelen. De informatie uit de monitor wordt wel gebruikt om te bekijken hoe de implementatie van de ketenaanpak verloopt en waar eventuele bijsturing nodig is. Zie ook verderop in de FAQ Monitoring.

VeiligheidNL heeft een uitgebreide handreiking (Ketenaanpak Valpreventie | VeiligheidNL) ontwikkeld ten behoeve van de implementatie van de ketenaanpak valpreventie, in samenspraak met o.a. gemeenten, VNG, beroepsgroepen en ZN.

Urgentie

Om de druk op de zorg te beperken en de kwaliteit van leven te behouden/vergroten is het belangrijk dat ouderen (65+) ook al worden opgespoord voordat ze in zorg zijn. De eerste stap in de ketenaanpak is daarom om ouderen op te sporen. Ouderen met een verhoogd valrisico stromen de valpreventieketen in. Ouderen die nog geen verhoogd valrisico hebben krijgen voorlichting over valrisicofactoren en krijgen een beweegadvies om zo vitaal ouder te worden. 
De ketenaanpak valpreventie vraagt samenwerking tussen het gemeentelijk domein en het zorgdomein. Het opsporen van ouderen kan zowel in het sociaal domein als in het zorgdomein plaatsvinden, de valanalyse vindt plaats in het zorgdomein en de valpreventieve beweeginterventie kan zowel in het gemeentelijk domein als in het zorgdomein plaatsvinden. 

De maatregel is gericht op 65 plus. Maar mensen (bijvoorbeeld met een migratieachtergrond of laaggeletterdheid) kunnen op jongere leeftijd te maken hebben met ziekte en aandoeningen en zijn daardoor kwetsbaarder. Als iemand een verhoogd valrisico heeft mag die deelnemen ongeacht zijn/haar leeftijd.

Ketenaanpak algemeen

De ketenaanpak valpreventie is gericht op thuiswonende ouderen van 65 jaar of ouder met een verhoogd valrisico en die bestaat uit: opsporen (risico-inschatting, screenen (valanalyse) en het inzetten van een valpreventieve beweeginterventie aangevuld met advies op maat. De ketenaanpak is uitgewerkt in een handreiking voor gemeenten. Hierin staat wat de verschillende stappen in de keten inhouden, hoe je die stap kunt uitvoeren en wie daar een rol in kan vervullen. Ook de voorbereidingsfase en de borging zijn meegenomen in de handreiking. De handreiking is gevuld met formats en verdieping, inspirerende voorbeelden en achtergrondinformatie. De keten moet lokaal/regionaal ingevuld worden passend bij de lokale situatie en zal een combinatie zijn van vaste elementen (zoals erkende interventies) en variabelen (zoals beweegaanbod). 

VeiligheidNL adviseert de aanbevelingen uit de wereldrichtlijn over te nemen. De Nederlandse richtlijn valpreventie neemt deze aanbevelingen ook over. Het belangrijkste verschil is dat er bij het opsporen onderscheid wordt gemaakt tussen laag, matig en hoog risico. Ouderen met een laag valrisico krijgen algemeen beweegadvies en voorlichting over valrisicofactoren. Ouderen met een matig valrisico kunnen worden doorverwezen naar valpreventief beweegaanbod in het gemeentelijk domein. Ouderen met een hoog valrisico krijgen een screening (valanalyse), valpreventief beweegaanbod aangevuld met advies op maat op basis van de gevonden risicofactoren. Ouderen met een hoog valrisico en onderliggende problemen worden doorverwezen naar het zorgdomein voor valpreventief beweegaanbod (vanaf 2024). Ouderen met een hoog valrisico zonder onderliggende problemen kunnen valpreventief beweegaanbod in het gemeentelijk domein krijgen.   

  • Valpreventie is een ketenaanpak waarvoor geldt dat de verschillende onderdelen op elkaar moeten aansluiten om effectief te zijn. Ongeacht wie verantwoordelijk is voor de financiering. 
  • Voor zorgverzekeraars gelden wel striktere (wettelijke) eisen aan de onderdelen die onder de Zvw vallen, bijvoorbeeld ten aanzien van inkoopverplichtingen en contracteerbeleid dan voor gemeenten, die daar meer beleidsruimte in hebben.

Specifiek t.a.v. de rol van de zorgverzekeraar

Het Zorginstituut heeft in 2022 een duiding gegeven van de interventie valpreventie. Hierin heeft zij geduid welk deel van de ketenaanpak valpreventie verzekerde zorg is. Het gaat dan om:

  1. De valrisicoschatting, wanneer deze onderdeel uitmaakt van een consult door een zorgprofessional in het medisch domein. 
  2. De valanalyse, die gedaan moet worden door een zorgprofessional met een medisch generalistische blik en is daarmee zorg zoals huisartsen plegen te bieden. 
  3. Een deel van de interventies die wordt ingezet om het valrisico te verkleinen. Denk aan een medicatiescreening of (vanaf 2024) een valpreventieve beweeginterventie voor kwetsbare personen die zo’n interventie onder leiding van een fysio- of oefentherapeut nodig hebben. NB. de duiding van ZIN t.a.v. geschikte interventies die onder de ZVW vallen voor de hoog risico groep met onderliggend lijden wordt momenteel herzien en wordt medio 2024 verhelderd door ZIN. Tot die periode is het aan de individuele zorgverzekeraar om te bepalen of vergoeding van een valpreventieve beweeginterventie mogelijk is

Specifiek t.a.v. de rol van de gemeente

Met gemeenten zijn bestuurlijke afspraken gemaakt en kunnen (SPUK)-middelen worden aangevraagd. Deze kunnen worden ingezet voor onder andere de volgende onderdelen in de ketenaanpak:

  1. Het opsporen van ouderen en het vaststellen van de valrisico van deze groep
  2. Het ondersteunen en voorlichten van de mantelzorgers bij het opsporen en ondersteunen van ouderen met een verhoogd valrisico
  3. Het aanbieden van erkende valpreventieve beweeginterventies zoals op loketgezondleven.nl van het RIVM;
  4. Het gedeeltelijk compenseren van ouderen die een woningaanpassing nodig hebben;
  5. Coördinatiekosten om de ketenaanpak binnen de gemeente in te richten, met tenminste zorgverzekeraars en relevante (zorg)professionals.

In het GALA staan de volgende doelstellingen voor valpreventie: 

  • Per 2023 krijgt jaarlijks 14% van alle thuiswonende ouderen (65+) een risico-inschatting
  • Bij 3% van alle thuiswonende ouderen (65+) wordt een erkende valpreventieve beweeginterventie aangeboden

Deze percentages zijn gebaseerd op landelijke cijfers waaronder het gemiddelde percentage 65-plussers dat jaarlijks één of meerdere keren ten val komt (33%) oftewel het valrisico. Dit valrisico percentage verschilt per gemeente. In de grote steden ligt het percentage rond de 40% en in sommige dorpen kan dit 10% zijn. VeiligheidNL heeft het valrisico per gemeente berekend op basis van gegevens van valgerelateerde opnamen per gemeente uit de Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZ). Vervolgens is hier het verwachte aantal risico-inschattingen en het verwachte aantal deelnemers van valpreventie per gemeente afgeleid. De percentages zijn tot op heden berekend over alle 65-plussers (niet alleen thuiswonend), omdat eventueel verblijf in een verpleeghuis niet structureel wordt geregistreerd in de opnamendata. Op landelijk niveau is het aandeel verpleeghuisbewoners onder 65-plussers dermate klein dat het weinig invloed heeft op de berekening van landelijke percentages. Vanaf 2025 kan er wel onderscheid gemaakt worden omdat dan de bevolkingsgegevens van thuiswonende versus verpleeghuisbewoners per gemeente beschikbaar zijn. Realiseer je dat de cijfers vooral bedoeld zijn om gemeenten een idee te geven van de opgave waar ze voor staan. Gemeenten worden hier niet op afgerekend. 

Opsporen van het valrisico

De smartfloor wordt door verschillende gemeenten ingezet bij het opsporen van ouderen met 
valrisico. Er is nog geen onderzoek gedaan wat de potentie is van deze innovatie bij thuiswonende ouderen. Het inzetten van de smartfloor kan mogelijk bijdragen aan het vergroten van deelname van ouderen aan de opsporing van valrisico maar vervangt niet de valrisicotest. 

Iedereen kan het valrisico opsporen. Zowel professionals uit het zorgdomein als uit het gemeentelijk domein kunnen de mate van het valrisico vaststellen met de Valrisicotest, dus ook de buurtsportcoach. Meer informatie over het opsporen van een verhoogd valrisico inclusief de valrisicotest staat hier

Nee, er zijn momenteel geen landelijke cijfers over hoeveel mensen precies een laag, midden of hoog valrisico hebben. De landelijke monitor zal hier in de eerste jaren ook geen cijfers over presenteren. We zullen deze informatie de komende jaren wel gaan verzamelen bij een aantal gemeenten, zodat we een indicatie krijgen van de verdeling.

Nee, verhoogd valrisico kan zowel matig als hoog valrisico betreffen (er is dus sprake van een valrisico). Op basis van de wereldrichtlijn valpreventie wordt onderscheid gemaakt in laag, matig of hoog valrisico.

Om ouderen met valrisico op te sporen kunnen diverse materialen gebruikt worden. Alle materialen zijn gebaseerd op de richtlijnen voor valpreventie bij ouderen. Professionals kunnen het protocol van de valrisicotest als eigen leidraad gebruiken. Deze ligt ten grondslag aan de diverse materialen. Het verschil tussen de materialen zit hem in de setting waarin je de materialen gaat toepassen en wie hem kunnen gebruiken. Hieronder wordt dit verder toegelicht.

De valrisicosignaalkaart

De valrisicosignaalkaart kan ingevuld worden door ouderen zelf en/of hun naasten. De kaart geeft als resultaat een laag of verhoogd valrisico. Bij verhoogd valrisico wordt het advies gegeven om een afspraak te maken bij de zorgverlener om het verhoogde valrisico verder in kaart te brengen. Deze stelt dan eerst vast of het gaat om een matig of een hoog valrisico (m.b.v. aanvullende vragen en indien nodig een looptest) en zet daarna vervolgacties uit. De valrisicosignaalkaart is geschikt om op een laagdrempelige manier te verspreiden, bijvoorbeeld door ze neer te leggen op plekken waar veel ouderen komen zoals het buurthuis, de apotheek of de bibliotheek of ze mee te geven na een bijeenkomst waar veel ouderen komen.

De valrisicotest met checklist

De valrisicotest met checklist moet door of samen met een professional uit het sociaal of het zorgdomein ingevuld worden. Omdat bij het invullen meer vragen worden gesteld dan op de valrisicosignaalkaart en een looptest wordt afgenomen, wordt meteen duidelijk of sprake is van een laag, matig of hoog valrisico waarna direct passende vervolgadviezen gegeven kunnen worden. De valrisicotest met checklist is geschikt om in te zetten op plekken waar ouderen komen en professionals aanwezig zijn, bijvoorbeeld op een vitaliteitsbijeenkomst of in de fysiotherapiepraktijk.

De online risicotest voor vallen

De online risicotest voor vallen kan ingevuld worden door ouderen zelf en/of hun naasten. De test geeft als resultaat een laag, misschien matig of hoog valrisico. Bij de uitslag misschien matig wordt het advies gegeven om een afspraak te maken bij een fysiotherapeut/wijkverpleegkundige/buurtsportcoach of welzijnsmedewerker. Deze professional kan dan een looptest afnemen en bepalen of sprake is van een matig of laag valrisico en naar aanleiding daarvan advies geven over het vervolg. Bij de uitslag hoog valrisico wordt het advies gegeven om contact op te nemen met een huisartsenpraktijk of gezondheidscentrum. Deze kunnen het hoge valrisico verder in kaart brengen en vervolgadviezen geven. De online valrisicotest is geschikt om breed te verspreiden onder ouderen, bijvoorbeeld campagnematig of tijdens bijeenkomsten waar veel ouderen komen. Hieronder lees je meer over de online risicotest voor vallen.

Opsporen - Online risicotest voor vallen

Om gemeenten te ondersteunen bij het inrichten van de Ketenaanpak Valpreventie heeft VeiligheidNL de online risicotest voor vallen ontwikkeld. Deze kan worden ingezet als onderdeel van een lokale aanpak. De online risicotest voor vallen is gebaseerd op de Valrisicotest en de wereldrichtlijn valpreventie. De vragen zijn zo geformuleerd dat deze ook door de ouderen zelf, eventueel met een mantelzorger of (zorg)professional ingevuld kan worden. De test geeft aan of de ouderen een ‘laag’, ‘misschien matig’ of ‘hoog’ valrisico heeft en biedt tips en adviezen voor vervolgstappen.

De online risicotest voor vallen is gebaseerd op de Valrisicotest en de wereldrichtlijn valpreventie. De vertaling van de Valrisicotest naar de online risicotest voor vallen is gemaakt in samenwerking met ouderen en gedragsexperts. Om toe te werken naar een zo optimaal mogelijk resultaat hebben zij feedback gegeven op verschillende versies. 

Op basis van de antwoorden op de vragen uit de online risicotest voor vallen, geeft de test aan of iemand een ‘laag’, ‘misschien matig’ of ‘hoog’ valrisico heeft met een bijpassend advies voor vervolgstappen. Daarnaast worden algemene tips en adviezen gegeven. Deze zijn afkomstig uit de brochure ‘Zo blijft u overeind en voorkomt u een val’.

Je hebt een laag valrisico
Dat is goed nieuws! Toch is het belangrijk om aan de slag te gaan. Wist je dat er elk jaar zo'n één miljoen 65-plussers vallen? Om ook in de toekomst een val te voorkomen, is het belangrijk dat je elke dag in ieder geval 30 minuten beweegt. Train daarnaast twee keer per week je evenwicht en spieren. Zo blijf je sterk staan en voorkom je een val! Dit zorgt ervoor dat je zo lang mogelijk de dingen kan blijven doen die voor jou belangrijk zijn.

Je hebt misschien een matig valrisico
Het is belangrijk dat je valrisico niet verder toeneemt. Door te bewegen kan je dit voorkomen. Informeer bij de fysiotherapeut, wijkverpleegkundige, buurtsportcoach of welzijnsmedewerker welk valpreventief beweegprogramma het beste bij je past. Zo blijf je sterk staan en voorkom je een val. Dit zorgt ervoor dat je zo lang mogelijk de dingen kan blijven doen die voor jou belangrijk zijn.

Je hebt een hoog valrisico
Gelukkig kan je zelf veel doen om een val te voorkomen. Informeer bij de huisartsenpraktijk of het gezondheidscentrum wie met jou een plan kan maken om weer sterk te staan. Zo kan je zo lang mogelijk zelfstandig blijven en de dingen blijven doen die voor jou belangrijk zijn.

De online valrisicotest volgt het algoritme van de

. Als er een hoog valrisico uit de test komt krijg je het advies om te informeren bij de huisartsenpraktijk of het gezondheidscentrum waar je terecht kan om een verder plan te maken. Om vervolgens een afspraak te maken moet de oudere actie ondernemen en spreek je van gedragsverandering. Uit de praktijk weten we dat dit niet een makkelijke stap is. Daarnaast is het goed om te realiseren dat veel ouderen met een hoog valrisico vaak al bekend zijn bij de huisarts. 

Als professional kan je samen met een oudere de Valrisicotest doorlopen. Met het handige stroomschema en eventueel aanvullende vragen en looptest, kan je eenvoudig inschatten of de oudere een laag, matig of hoog valrisico heeft en kun je bijpassend en persoonlijk advies geven. De online risicotest voor vallen kan door ouderen zelf online ingevuld worden of samen met een mantelzorger of (zorg)professional. De vragen die ze doorlopen zijn inhoudelijk te vergelijken met de vragen uit de Valrisicotest. Echter, er zijn een aantal aanpassingen gedaan om de online test toegankelijker te maken voor ouderen:

  • Het taalgebruik in de online risicotest voor vallen is aangepast om de vragen beter aan te laten sluiten bij de doelgroep. Een voorbeeld is:
    • Valrisicotest: ‘Had cliënt letsel ten gevolge van de val’
    • Online risicotest voor vallen: ‘Had je verwondingen na je val en ben je hiervoor bij de dokter of in het ziekenhuis geweest?’
  • Waar je in de Valrisicotest uitkomt op ‘matig valrisico’ na afname van de 4 meter looptest, kom je in de online risicotest uit op: ‘Je hebt misschien een matig valrisico’ met het advies te informeren bij een fysiotherapeut/wijkverpleegkundige/buurtsportcoach of welzijnsmedewerker om te kijken welk valpreventief beweegprogramma het beste past. Deze professionals kunnen de 4 meter looptest afnemen, bepalen of sprake is van een matig of laag valrisico en naar aanleiding daarvan advies geven wat het best passende aanbod is. 

De online risicotest voor vallen is niet ontwikkeld met als doel de opsporing van de Ketenaanpak Valpreventie te monitoren. Via Google Analytics is er wel inzicht in landelijke trendcijfers zoals hoeveel gebruikers de test hebben gedaan, aantal downloads, aantal bezoekers per provincie en de antwoorden op de vragen. Zoals inzicht in uitsplitsing: laag, misschien matig en hoog valrisico.

Uit een eerdere verkenning onder een aantal gemeenten bleek dat het plaatsen van een embedded tool, zoals de online risicotest voor vallen, vanwege IT-beleid niet toegestaan wordt op een gemeentelijke website. Vandaar de keuze om de tool op een aparte website te plaatsen. Mocht het in jouw gemeente wel mogelijk zijn om een embedded tool te plaatsen, stuur dan een mail naar Nathalie Konings via n.konings@veiligheid.nl. Bij voldoende interesse overwegen we om dit in een pilotvorm aan te bieden.

Onderzoek naar mogelijkheden online risicotest voor vallen met lokaal aanbod
Om te zorgen dat de gebruikers (65-plussers) ook echt aan de slag gaan wordt verkend of het mogelijk is om de test uit te breiden met lokaal aanbod van activiteiten en programma's in de buurt. 

De landelijke publiekscommunicatie ‘Ik Sta Sterk' is een initiatief van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn Sport om valpreventie onder de aandacht te brengen bij ouderen. Op de website van ‘Ik Sta Sterk’ kunnen ouderen meer informatie vinden over valrisico en valpreventie. Ook is er een koppeling opgenomen naar de online risicotest voor vallen om ouderen een duidelijk handelingsperspectief te bieden en aan te zetten tot actie.
Voor gemeenten is de communicatietoolkit ‘Ik Sta Sterk’ beschikbaar die gemeenten ondersteunt om 65-plussers effectief te bereiken en aan te zetten tot actie. De toolkit bestaat uit een communicatieplan, huisstijlhandboek en communicatiemiddelen. 

Screenen

De screening (valrisicobeoordeling) is door ZIN geduid als geneeskundige zorg zoals huisartsen en medisch specialisten die plegen te bieden. De duiding is functioneel en biedt ruimte aan professionals van andere beroepsgroepen om delen van de valrisicobeoordeling uit te voeren die tot hun expertise gebied horen. Zij dienen dan samen te werken met een huisarts of medisch specialist die bevoegd en bekwaam is om de valrisicobeoordeling als een geheel uit te voeren. 
Voor de praktische uitvoer van deze duiding hebben LHV (Landelijke Huisartsen Vereniging), NHG (Nederlands huisartsengenootschap), Ineen, VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en Zorgverzekeraars Nederland de Werkwijze valrisicobeoordeling gepubliceerd op 2 augustus 2024.

De huisarts is verantwoordelijk voor de inhoudelijke interpretatie en het eind oordeel (inclusief eventuele verwijzingen) binnen de valrisicobeoordeling. Onderdelen van de valrisicobeoordeling kan de huisarts laten uitvoeren door een andere zorgprofessional, zoals een (geriatrie) fysiotherapeut of ergotherapeut. 
Een eerstelijnsorganisatie of een regionale huisartsenorganisatie kan op verschillende manieren coördineren, organiseren en ondersteunen. Bijvoorbeeld in het maken van de (contracterings)afspraken met de zorgverzekeraar, het geven van duidelijkheid in de rolverdeling tussen de huisarts en andere zorgprofessionals.
Dit jaar wordt gestart in zoveel mogelijk regio’s waar bereidheid en ruimte is om de valrisicobeoordeling door een huisarts of in samenwerking met andere zorgprofessionals uit te voeren. In deze regio’s kopen zorgverzekeraars de valrisicobeoordeling in bij bijvoorbeeld eerstelijnsorganisaties, regionale huisartsenorganisaties of bij huisartsenpraktijken. Voor meer informatie hierover, zie Werkwijze valrisicobeoordeling.

De Valanalyse is een instrument om de risicofactoren van vallen in kaart te brengen. Vervolgens wordt er advies op maat gegeven en doorverwezen naar andere professionals of interventies. Een valpreventieve beweeginterventie is altijd onderdeel van het advies. Een valpreventieve beweeginterventie bestaat uit oefeningen voor balans en functionele training eventueel aangevuld met krachttraining. De oefeningen worden aangeboden door een geschoolde professional.

VeiligheidNL geeft als onafhankelijk kenniscentrum alleen inhoudelijk advies over valpreventie. Zij is niet betrokken bij het tot stand komen van inkoopvoorwaarden. Mocht je vragen hebben hierover, dan adviseren we je contact op te nemen met de zorgverzekeraar in jouw regio. 

Interventies

De ketenaanpak valpreventie, zoals gepubliceerd op loketgezondleven.nl van het RIVM, richt zich op 65-plussers met een verhoogd valrisico en omvat in elk geval de inzet van een erkende valpreventieve beweeginterventie. Dus voor deze groep móet in elk geval een erkende valpreventieve beweeginterventie worden ingezet bij de uitvoering van de ketenaanpak. Van gemeenten wordt verwacht dat zij ook in elk geval met de ketenaanpak aan de slag gaan.

Naast de ketenaanpak valpreventie is er ook ruimte voor het aanbieden van daarop aansluitende beweegactiviteiten voor 65-plussers die géén verhoogd valrisico hebben. Hier is niet de voorwaarde van ‘erkenning’ aan verbonden. Ook mogen gemeenten andere activiteiten dan beweeginterventies, gericht op het voorkomen van vallen, aanbieden. Zowel als onderdeel van de ketenaanpak als daarbuiten. Denk bijvoorbeeld aan woningaanpassingen en interventies gericht op het wegnemen van valangst. Er kan hiervoor, zover van toepassing, gebruik gemaakt worden van erkende interventies die te vinden zijn op het Loketgezondleven.nl/valpreventie. De valpreventieve beweeginterventies voor ouderen met een verhoogd risico zijn te vinden op Loketgezondleven.nl bij valpreventieve beweeginterventies.

Beiden mogen dezelfde valpreventieve beweeginterventies aanbieden/financieren. Binnen de Zvw moet er wel sprake zijn van onderliggende of bijkomende problemen bij de betreffende oudere waardoor zij zijn aangewezen op een valpreventieve beweeginterventie onder begeleiding van een fysio- of oefentherapeut. Voor de doelgroep zonder onderliggende problemen (gemeentelijk domein) is inzet van een fysio- of oefentherapeut geen vereiste.

Er zijn in Nederland 3 valpreventieve beweeginterventies erkend door het RIVM: Vallen Verleden Tijd (VVT), In Balans en Otago (overzicht valpreventieve beweeginterventies). Deskundige begeleiding door een geschoolde professional is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de beweeginterventie veilig en met voldoende uitdaging uitgevoerd wordt. Per interventie is het verschillend welke vooropleiding je nodig hebt. Alle interventies kunnen gegeven worden door een fysio- of oefentherapeut. In Balans kan ook gegeven worden door beweegleider senioren of mbvo-docent. 

  • Otago: meer gericht op kwetsbare ouderen, vaak individueel 
  • VVT: nog 15 minuten zelfstandig kunnen lopen
  • In Balans: pre-kwetsbaar, ook geschikt voor mensen met loophulpmiddel

Alle interventies kunnen zowel in het gemeentelijk domein als in het zorgdomein worden aangeboden. Voor gemeenten zijn al vanaf 2023 via de SPUK-middelen beschikbaar om de onderdelen die vallen binnen de gemeentelijke domeinen (zoals een valrisico-inschatting en een valpreventieve beweeginterventie) aan te bieden. 

 

Het is belangrijk dat je een goed overzicht krijgt van wie er opgeleid zijn binnen de regio. Op dit moment is de vraag groter dan het beschikbare aanbod. Dus we zullen elkaar moeten helpen binnen de regio. Op de landkaart zie je per gemeente welke professionals zijn opgeleid in het geven van In Balans, Otago en Vallen Verleden Tijd. 

Meer informatie over de Incompany-trainingen In Balans en Otago vind je hier

Fysiotherapeuten, oefentherapeuten, sport- en bewegingsleiders senioren, en MBvO-docenten die de opleiding tot In Balans-docent met succes hebben afgerond. Als buurtsportcoach kun je binnen het programma van het LAB (Landelijke Academie Buurtsportcoaches) ook een certificaat behalen voor In Balans-docent als onderdeel van de opleiding Sport- en Beweegleider Senioren.

Het is de bedoeling dat tenminste één van de 3 erkende valpreventieve beweeginterventies worden uitgevoerd (Vallen Verleden Tijd, Otago, In Balans). Daarnaast zijn er ook nog erkende interventies gericht op valangst, namelijk Zicht op Evenwicht en Zeker Bewegen. Ook is er een gecombineerde erkende interventie, namelijk Thuis Onbezorgd Mobiel (TOM). Meer informatie staat op Overzicht valpreventieve beweeginterventies. Het GALA stuurt erop dat deze erkende interventies door gemeenten worden ingezet. Meer informatie over de belangrijkste kenmerken en randvoorwaarden bij de uitvoering van effectieve valpreventieve beweeginterventies lees je in de factsheet Beweeginterventies.

Dat mogen gemeenten zelf bepalen.

Erkende beweeginterventies zoals Zeker Bewegen zijn geen valpreventieve beweeginterventies, maar kan wel aanvullend ingezet worden voor ouderen die een laag valrisico hebben maar bang zijn om te vallen. Het telt dus niet mee met de doelstelling. Effectieve valpreventieve beweeginterventies die wel meetellen voor de 3% doelstelling zijn: Otago, In Balans, Vallen verleden Tijd en Thuis Onbezorgd Mobiel (TOM).

Valpreventieve beweeginterventies kunnen op twee manieren worden gefinancierd: 
1. Via de SPUK middelen in het gemeentelijk domein: de valpreventieve beweeginterventies in het gemeentelijk domein zijn bedoeld voor ouderen met een matig of hoog valrisico zonder onderliggend en bijkomend lijden.
2. Via de zorgverzekering in het Zorgdomein: de valpreventieve beweeginterventies in het zorgdomein zijn voor ouderen met een hoog valrisico en onderliggend en bijkomend lijden*. 

Een valpreventieve beweeginterventie in het zorgdomein moet voldoen aan het beoordelingskader dat het Zorginstituut heeft gepubliceerd. VeiligheidNL heeft voor In Balans en Otago in een notitie uitgewerkt welke aanpassingen nodig zijn om te voldoen aan de criteria voor vergoeding vanuit de Zorgverzekering. Vallen Verleden Tijd wordt niet vergoed door de zorgverzekeraar en kan alleen aangeboden worden in het gemeentelijk domein.

*zie ook: Hoe wordt bepaald of er sprake is van onderliggend en bijkomend lijden bij ouderen met een hoog valrisico?

De Belastingdienst heeft geoordeeld dat valpreventieve beweeginterventies niet zijn vrijgesteld van btw.  

Dit oordeel geldt zowel voor de valpreventieve beweeginterventies voor ouderen met een matig tot hoog valrisico zonder onderliggend lijden als voor ouderen met een hoog valrisico met onderliggend lijden. Het is hierbij niet relevant of de behandeling individueel of in groepsverband wordt verricht. Voor meer informatie adviseren wij contact op te nemen met de Belastingdienst of beroepsorganisaties zoals de KNGF. 

Voor de meer kwetsbare ouderen geldt dat bij de uitvoer van een valpreventieve beweeginterventie rekening gehouden moet worden met hun gezondheidsproblemen. Bij deze ouderen moet meer zorg op maat geleverd worden. Het programma moet door een deskundige begeleider op basis van medische kennis worden aangepast aan de mogelijkheden en beperkingen van de oudere. Een fysiotherapeut of oefentherapeut beschikt over de competenties om dit te doen. 
De internationale richtlijn noemt enkele groepen ouderen die (mogelijk) meer zorg op maat vragen: mensen met de ziekte van Parkinson, mensen die een CVA hebben gehad, mensen met milde cognitieve problemen en kwetsbare ouderen. Dit is echter geen limitatieve lijst van aandoeningen. Het gaat namelijk niet om de specifieke aandoening(en) die iemand heeft. Het gaat om het geheel van klachten en beperkingen waar rekening mee gehouden moet worden om veilig en verantwoord te kunnen trainen. Volgens ZIN beschikken huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde over de competenties (klinische blik) om te bepalen of training zonder begeleiding van een zorgprofessional met competenties van een fysio- of oefentherapeut wenselijk, haalbaar en veilig is. En daarmee ook om te bepalen wanneer iemand wel is aangewezen op begeleiding door een fysio- of oefentherapeut. Hierbij kan de indeling van kwetsbaarheid die gehanteerd wordt in de Handreiking kwetsbare ouderen thuis als houvast dienen voor de beroepsgroepen. De KNGF en NVFG hebben in 2023 een adviesrapport gepubliceerd als handvat voor het bepalen of een oudere met een hoog valrisico in aanmerking komt voor een valpreventieve beweeginterventie vergoed vanuit de Zorgverzekering of vanuit het gemeentelijk domein. 

Bereiken van de doelgroep en aanbieders

Het bereiken van de doelgroep vraagt een gefaseerde aanpak waarin gericht aandacht besteed wordt aan 1) signaleren en opsporen van ouderen met een verhoogd valrisico, 2) informeren en voorlichten om ervoor te zorgen dat ouderen überhaupt geïnteresseerd zijn, 3) begeleiden bij het uitvoeren en tot slot 4) faciliteren en ondersteunen om vol te blijven houden. De Nederlandse richtlijn adviseert om jaarlijks bij ouderen van 65 jaar en ouder een valrisicoschatting uit te voeren. Deze valrisicoschatting kan uitgevoerd worden bij een consult met een zorgprofessional of een professional in het gemeentelijk domein. Bijvoorbeeld:

Gemeentelijk domein: Wmo, Welzijn, Ouderenadviseurs
Informele domein: ouderenbonden, verenigingen, mantelzorgers
Zorgdomein: apotheek, POH, huisarts, paramedici, SEH-afdeling, medisch specialisten

Voor een succesvolle aanpak van valpreventie is het belangrijk dat ouderen gemotiveerd zijn. Dat lukt als je op de juiste manier inspeelt op motieven en weerstanden. Leer hier meer over op: Ouderen motiveren voor valpreventie

  • De gevolgen van een val zijn enorm, zowel in persoonlijk leed als maatschappelijke zorgkosten. Een valongeval heeft veel impact op de zelfredzaamheid van ouderen, het langer thuis kunnen wonen en de kwaliteit van leven.
  • Valpreventie is (kosten)effectief (duiding ZIN).
  • Je krijgt als gemeente zicht op problematiek die er speelt en kan daarmee mogelijke kosten (bv in de Wmo) voor zijn door inzet van laagdrempelige en kosteneffectieve ondersteuning.
  • Er is financiering beschikbaar voor de ketenaanpak van valpreventie, gemeenten kunnen daar via de SPUK-uitkering aanspraak op maken. Voor zorgverzekeraars geldt vanaf 2024 een zorgplicht voor de onderdelen van valpreventie die in het zorgdomein liggen. 
  • Er zijn tools, instrumenten en materialen beschikbaar om je te helpen bij het implementeren.

Multidisciplinaire samenwerking is belangrijk bij valpreventie. Kijk hier wie allemaal een rol kan vervullen. Ervaring leert dat goed functioneren van de projectgroep bevorderd kan worden door: 

  • Te beginnen met een brede vertegenwoordiging van relevante partijen om draagvlak te creëren. 
  • Gezamenlijk een doel te formuleren en vast te leggen (bijvoorbeeld op welke doelgroep richten we ons, de juiste mensen naar de juiste interventie sturen). 
  • Openheid te bevorderen over (neven)doelstellingen en de belangen van de verschillende deelnemende partijen, waardoor beter wederzijds begrip ontstaat. 
  • Uitvoerende professionals te betrekken bij het maken van praktische afspraken waardoor zij zich meer eigenaar / betrokken voelen. 
  • Het is goed als uitvoerende professionals elkaar kennen.
  • Kick-off-meeting waarbij naast (basis)kennis over evidence based-valpreventie zaken als de taakverdeling en specifieke kennis behorende bij de eigen rol aan de orde komen.

ZN en VNG hebben in 2019 afspraken gemaakt over niet-vrijblijvende regionale samenwerking. In alle regio’s werken gemeenten en zorgverzekeraars (en zorgpartijen) al samen. De mate van samenwerking verschilt per regio, maar het is goed om daarop aan te sluiten. Concreet betekent dit, dat regionaal de preferente zorgverzekeraar in gesprek gaat met de gemandateerde gemeente. Zo kunnen zij voor de regio afspraken voor preventie maken.

In het GALA zijn de randvoorwaarden en criteria opgenomen waaraan een goede regionale infrastructuur moet voldoen (het wat). Denk bijvoorbeeld aan:

  • heldere mandaatstructuur 
  • beschikbaarheid van een onderliggend regiobeeld 
  • afspraken over gezamenlijk vaststellen van gezondheidsdoelen
  • onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling
  • evaluatie en uitvoering 
  • financiële afspraken  

Voor goede samenwerking is een kartrekker essentieel. Vanuit zowel de kant van  de zorgverzekeraars als gemeenten zijn er regiocoördinatoren die het samenwerkingsproces begeleiden. Naast de middelen voor valpreventie is er in de SPUK-regeling ook geld voor versterking van de GGD. Een GGD kan hierdoor  ook een rol krijgen in de organisatie van de ketenaanpakken, bijvoorbeeld door een kartrekker vanuit de GGD aan te wijzen.

Er zijn goede verbindingen te leggen tussen het sportakkoord (bewegen en sporten voor ouderen, inzet buurtcoach, cultuur en sport- beweegactiviteiten), verbinding met sociale basis (combineren aanpak eenzaamheid door ouderen gezamenlijk te laten bewegen) en aandacht voor ouderen in gezonde leefomgeving (veilig bewegen en ontmoeten). Veel regio’s kiezen voor een thema als Vitale ouderen en ontwikkelen hiervoor een integraal plan met activiteiten gericht op deze verschillende thema’s. Op deze pagina staat meer informatie over het thema Gezond en vitaal ouder worden.

Door partners vroegtijdig te betrekken, creëer je draagvlak. Dit is geen eenmalige actie, maar vraagt continu aandacht. Activiteiten die bijdragen aan versterking van het draagvlak zijn:

  • Het maken van een krachtenveldanalyse: wie doet wat in de gemeente en wat is de bijdrage van eenieder in de keten?
  • Informeren en enthousiasmeren: benoem de urgentie van het probleem evenals de belangen van iedere partij en zoek de win-win-situatie.
  • In beweging brengen: sluit aan bij wat er al is, werk gezamenlijk aan een plan. Hiermee ontwikkel je een gemeenschappelijke taal. 
  • Werken aan borging: blijf op alle niveaus aandacht besteden aan draagvlak van het bestuurlijk niveau tot aan uitvoeringsniveau en borg de activiteiten in de reguliere basistaken.

Borging

  • Borging start al bij het opstellen van een regioplan en de integrale plannen. Zorg dat valpreventie opgenomen is in het regio- en lokale integrale plan. Belangrijk daarbij is om aan te sluiten bij wat er gebeurt in de regio en lokaal. 
  • Blijf vervolgens aandacht besteden aan de voortgang van valpreventie (of breder de activiteiten m.b.t. vitaal ouder worden). Houd het onderwerp op de agenda en communiceer over de voortgang. 
  • Financiering is voor de komende jaren goed te regelen via de SPUK-regeling en de vergoedingen uit de basisverzekering. 
  • Leg de afspraken vast zodat bij wisseling van de wacht duidelijk is wat er in de keten moet gebeuren. Monitor de voortgang en evalueer wat er wel en niet goed gaat en stuur bij waar nodig. 

Bekijk ook Borging van uw aanpak en het Webinar ‘Ketenaanpak valpreventie borgen in gemeentelijk beleid’.

Na afloop van een valpreventieve beweeginterventie is het belangrijk om ouderen te begeleiden naar structureel aanbod dat aansluit bij het niveau en de kenmerken van de oudere om het effect van de interventie te behouden. De buurtsportcoach kan hier bijvoorbeeld een rol in vervullen. Er kunnen proeflessen gegeven worden gedurende de interventieperiode. Ook bij het opsporen van ouderen is hier aandacht voor. Ouderen met een laag risico krijgen ook beweegadvies. Voor interventies die zijn ingezet in het zorgdomein op basis van een Valanalyse is een follow-up altijd belangrijk. Naast de ketenaanpak valpreventie is er ook ruimte voor het aanbieden van daarop aansluitende beweegactiviteiten voor 65-plussers die geen verhoogd valrisico hebben.

Monitoring

Landelijke monitor RIVM
Valongevallen hebben grote gevolgen, zowel in persoonlijk leed als maatschappelijke zorgkosten. Dit is met name het geval onder ouderen. Om het valrisico bij ouderen te verminderen wordt er door de overheid vanaf 2023 ingezet op valpreventie waarbij er gebruik gemaakt wordt van een ketenaanpak. De ketenaanpak valpreventie richt zich op thuiswonende ouderen vanaf 65 jaar. De ketenaanpak bestaat uit vier stappen die gericht zijn op het opsporen van ouderen met een verhoogd valrisico, screenen op valrisicofactoren (valanalyse), aanbieden van interventies en doorstroom naar structureel beweegaanbod. 

In het GALA zijn twee concrete doelen geformuleerd om het valrisico te verkleinen: jaarlijks krijgt 14% van alle thuiswonende ouderen (65+) een risico-inschatting en jaarlijks volgt 3% van alle thuiswonende ouderen (65+), waarbij verhoogd valrisico is vastgesteld, een erkende valpreventieve beweeginterventie. 

Om zicht te krijgen op de stand van zaken en de opbrengsten van de ketenaanpak valpreventie wordt er door het RIVM een jaarlijkse monitor opgezet. 

Voor de monitoring komt informatie op Loket Gezond Leven. Er wordt een vragenlijst uitgezet onder alle gemeenten waarin wordt gevraagd naar:

  • Of binnen gemeenten de valrisicotest wordt afgenomen bij thuiswonende ouderen en zo ja, bij hoeveel thuiswonende ouderen.
  • Welke valpreventieve beweeginterventies gemeenten aanbieden aan thuiswonende ouderen.
  • Hoe vaak de erkende valpreventieve beweeginterventies In Balans, Otago en Vallen Verleden Tijd zijn uitgevoerd.
  • Hoeveel thuiswonende ouderen hebben deelgenomen aan een valpreventieve beweeginterventie.

Binnen de zorg wordt het volgende gemonitord (cijfers worden via Vektis aangeleverd bij het RIVM):

  • Aantal ouderen (65+) dat binnen het zorgdomein een screening (valanalyse) heeft gehad.
  • Aantal ouderen dat is doorverwezen naar een valpreventieve beweeginterventie.
  • Aantal ouderen dat binnen het zorgdomein heeft deelgenomen aan de valpreventieve beweeginterventie Otago.

Voor meer informatie zie het rapport over de monitor op de website van het RIVM dat in januari 2024 wordt gepubliceerd. De monitor zal vanaf 2024 gaat lopen. De uitvraag zal jaarlijks in het eerste kwartaal plaatsvinden en gaan over het voorgaande jaar.

Het is van belang om de aantallen zo te registreren dat de vragenlijst door de gemeente ingevuld kan worden. Het is aan de gemeente zelf om te bepalen hoe de registratie plaatsvindt. Als hulpmiddel worden door de VNG templates beschikbaar gesteld worden, deze staan hier.   

Op de hoogte blijven van ondersteuning die we bieden?

Meld je aan

Onderdeel van de Ketenaanpak Valpreventie

Lees meer

Meer over onderwerpen:

Meer voor werkvelden:

Thema

Valpreventie

Elke 5 minuten belandt een 65-plusser op de Spoedeisende Hulp na een valongeval. De gevolgen van een val zijn enorm, zowel in persoonlijk leed als maatschappelijke zorgkosten. Het thema Valpreventie zet zich in om valletsel bij ouderen te verminderen.

Meer over dit thema
placeholder