Valpreventie
Rotterdam houdt ouderen in beweging na valpreventieve beweeginterventie
Een valpreventieve beweeginterventie heeft pas effect als ouderen na afloop in beweging blijven. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Veel deelnemers ervaren verschillende drempels om de stap te maken naar het sport- en beweegaanbod in de buurt. Om die drempel te verlagen zet de gemeente Rotterdam wijkgericht het bestaande netwerk van aanbieders in. Beleidsadviseur Nicole van Winden vertelt hoe de gemeente deelnemers verleidt om in beweging te blijven.
De afgelopen jaren heeft de gemeente Rotterdam het programma ‘Ouder en wijzer’ uitgevoerd om ervoor te zorgen dat ouderen zo lang mogelijk in hun eigen wijk en woning kunnen blijven wonen. Een van de pijlers van dit programma is ‘vitaliteit’, waarin onder andere aandacht uitgaat naar beweging en sport.
De gemeente doet al sinds 2016 ervaring op met valpreventie, onder andere met het in eigen stad ontwikkelde beweegprogramma Minder vallen door meer bewegen en het valpreventieprogramma Thuis Onbezorgd Mobiel (TOM). Een belangrijke les uit deze programma’s is dat een eenmalige beweegcursus te weinig is om echt tot gedragsverandering te komen, vertelt beleidsadviseur Gezondheid Nicole van Winden. ‘De cijfers laten zien dat ouderen die veel blijven bewegen, minder vaak vallen. Daarom is het belangrijk dat deelnemers ook na afloop in beweging blijven.’
Rotterdam probeert ouderen op verschillende manieren te verleiden om na afloop van een valpreventieve beweeginterventie te blijven bewegen:
- Begeleiders gaan in gesprek met deelnemers aan de valpreventieve beweeginterventie over hun wensen, vertelt Nicole: ‘Hebben deelnemers vroeger gesport? Wat zouden ze nu willen? Wat is er mogelijk?’
- Deelnemers krijgen een of meer gastlessen van een aanbieder uit de wijk. ‘Rotterdam heeft meer dan 350 sportverenigingen en daarnaast heel veel laagdrempelig beweegaanbod. Rotterdam Sportsupport en Sportbedrijf Rotterdam brengen dit aanbod in kaart en helpen samen met welzijn om voor iedereen een aantrekkelijk vervolgaanbod in de wijk te vinden. Waar mogelijk houden we daarbij rekening met de wensen die deelnemers hebben ingebracht.’
- Het omgekeerde is ook mogelijk: deelnemers gaan op excursie. ‘In dat geval bezoeken ze samen met hun begeleider een locatie waar ze kennismaken met een beweegactiviteit of sport. Zo verlagen we de drempels. Het helpt als je weet in welk gebouw je moet zijn en als je bij binnenkomst een vertrouwd gezicht voor je ziet.’
- Deelnemers komen ook voor de gezelligheid. ‘Het is voor veel deelnemers een uitje, ze ontmoeten leeftijdsgenoten uit de buurt. We vinden het belangrijk dat de aanbieders van beweegcursussen daar aandacht aan besteden. Denk aan een kopje koffie en een praatje. Bewegen is ook een sociale activiteit.’
Betrokken partijen (onder andere):
- Welzijnsorganisaties
- Sportsupport Rotterdam
- Sportbedrijf Rotterdam
- Sport MEE Rotterdam
- Uitvoerders, zoals fysiotherapeuten en diëtisten
- Aanbieders van beweegaanbod, zoals sportverenigingen en wandelclubs
Nicole geeft aan dat het lastig is om het resultaat in harde cijfers uit te drukken. ‘We zien dat deelnemers na een valpreventieve beweeginterventie actief worden bij een sportvereniging of een wandelclubje – soms alleen, soms blijft een groep bij elkaar. Maar we hebben de afgelopen jaren ook geconstateerd dat niet alle deelnemers blijven bewegen. Daarom zijn we met onze partners in overleg hoe we dit onderdeel nog beter kunnen aanpakken.’
‘We weten dat de gastlessen en beweegexcursies drempelverlagend werken, maar er komt best veel bij de organisatie kijken. En er zijn veel partijen betrokken, zoals verschillende welzijnsorganisaties en sport- en beweegaanbieders. Wie doet wat? Wie is waarvoor verantwoordelijk? Dat brengen we nu met alle partners in kaart.’
Wat zijn de belangrijkste succesfactoren en aandachtspunten bij het begeleiden van deelnemers naar een vervolg?
- Begin er op tijd aan, vertelt Nicole. ‘We weten dat het niet werkt als je pas in de laatste les van je valpreventieve beweeginterventie stilstaat bij het vervolgaanbod. Er zijn verschillende drempels die je moet overwinnen. Veel ouderen hebben in het verleden nooit gesport, dus een vereniging is voor hen echt even wennen. Daarnaast moet je soms reizen en zijn er kosten aan verbonden. Als je al weinig gemotiveerd bent, kunnen dat redenen zijn om ervan af te zien. Deelnemers hebben ook gewoon tijd nodig om de stap te zetten.’
- De gemeente verleent subsidie voor valpreventieve beweeginterventies onder bepaalde voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat er ‘aandacht’ is voor het beweeg- en sportaanbod in de wijk. ‘We onderzoeken of we dat concreter kunnen maken, en hoe wij aanbieders en deelnemers hierbij kunnen ondersteunen. We gaan ook bekijken of we in de lesinstructies duidelijker kunnen maken dat het belangrijk is om vroegtijdig aandacht aan het vervolg te besteden en hoe dat gedaan kan worden.’
- Deelname aan een wandelclubje is een bekend vervolg na een valpreventieve beweeginterventie, maar dat is eigenlijk niet genoeg. ‘Het is natuurlijk goed dat mensen op die manier in beweging blijven en sociaal contact onderhouden. Maar in het ideale geval blijven ze ook oefeningen doen om hun evenwicht en spierkracht te versterken. Dat kun je bijvoorbeeld bereiken door enkele vaste oefeningen op te nemen in een wandeling.’
- Om te kunnen doorverwijzen is het belangrijk dat alle betrokkenen weten wat het aanbod in de wijk is. ‘Het is echt een gezamenlijk aandachtspunt’, vertelt Nicole. ‘En het is geen eenmalige actie: het aanbod verandert dus het is belangrijk om met alle partijen continu in gesprek te blijven.’
Op de hoogte blijven van nieuws over valpreventie?
Aan de slag
Meer over onderwerpen:
Meer voor werkvelden:
Valpreventie
Elke 5 minuten belandt een 65-plusser op de Spoedeisende Hulp na een valongeval. De gevolgen van een val zijn enorm, zowel in persoonlijk leed als maatschappelijke zorgkosten. Het thema Valpreventie zet zich in om valletsel bij ouderen te verminderen.