Kinderen beginnen vaak met fietsen op een driewieler of loopfiets, daarna op een ‘12 inch’ speelfiets. Eerst met en later zonder zijwieltjes. Als een kind wat groter is, past hij op een echte kinderfiets waarmee ze ook in het verkeer mogen. Kinderfietsen zijn er in verschillende maten: 16 inch voor 4-6 jarigen, 18 inch voor 7-8 jarigen, 20 inch voor 8-10 jarigen en 24 inch voor 10-11 jarigen. De meeste kinderen passen op een gewone fiets tegen de tijd dat ze naar de middelbare school gaan.  

Een hoofd is kwetsbaar. Het is dan ook verstandig, vooral in het begin, om een kind een fietshelm te laten dragen. Een helm helpt bij het voorkomen van hersenletsel door de kracht van de klap bij bijvoorbeeld een valpartij deels op te vangen.  

Wanneer kinderen leren fietsen, moeten zij leren om hun balans te houden. Dit is vaak lastig en duurt even. Met een loopfiets kan een kind al vroeg aan de slag om zijn balans te trainen. Vanaf 1 jaar kan geoefend worden met een loopfiets met drie of vier wieltjes. Vanaf 2 jaar kunnen ze beter balans houden en lukt het ze ook al snel op een loopfiets met twee wielen. Balans leren houden is een belangrijk onderdeel van de motorische ontwikkeling. Het is goed om hier op jonge leeftijd mee te oefenen (in de vorm van spelletjes). 

Wanneer een kind op een loopfiets goed vaart kan maken, kan het zijn dat ze al jong leren fietsen op een gewone fiets. Soms is het dan niet eens nodig om zijwieltjes op de gewone fiets te monteren. Na enig oefenen kan het kind waarschijnlijk al snel zelfstandig fietsen. Hebben kinderen wel de motoriek om mee te trappen, maar kunnen ze nog niet (langere stukken) zelfstandig fietsen? Dan kunnen ouders gebruikmaken van de aanhangfiets.