Sportblessurepreventie
Sportblessures 2018
De meeste blessures lopen sporters op tijdens voetbal, fitness en hardlopen. Zo blijkt uit een analyse van de bezoeken aan de Spoedeisende Hulp (SEH) in verband met een sportblessure, in 2018.
Status
Onderzoek type
Cijferrapportage
Sport en bewegen is gezond, en de voordelen van sport voor de volksgezondheid zijn groter dan de kosten van sportblessures. Maar blessures kunnen er wel voor zorgen dat sporters (tijdelijk) stoppen met sporten. En dat is zonde. Daarom vinden we het belangrijk dat blessures zo veel mogelijk worden voorkomen. Kennis over aantallen sportblessures, risicofactoren en trends helpt ons aan de inzichten die nodig zijn om preventieve programma’s te kunnen ontwikkelen. Daarom analyseren we jaarlijks recente gegevens over sportblessures in Nederland.
De cijfers
In 2018 raakten naar schatting 4,1 miljoen sporters in Nederland geblesseerd tijdens het uitoefenen van hun sport. Gezamenlijk liepen zij rond de 5,4 miljoen blessures op, wat overeenkomt met 3,4 blessures per 1.000 uur sport.
Bij voetbal lopen mensen de meeste blessures op, een kwart van alle blessures ontstond tijdens voetbal. Ook tijdens fitness (16 procent) en hardlopen (14 procent) werd een aanzienlijk deel van de blessures opgelopen. Gezamenlijk waren deze drie sporten verantwoordelijk voor ruim de helft (55 procent) van de blessures in Nederland in 2018. Fitness kende wel een aanmerkelijk kleiner risico op een blessure (1,8 blessure per 1.000 uur sport) dan voetbal (7,3) en hardlopen (6,3).
Sporters onder de 35 jaar hebben een grotere kans op een blessure dan oudere sporters. De groep met het grootste risico zijn mannen in de leeftijdscategorie 18-34 jaar (5,2 blessures per 1.000 uur sport).
SEH-behandelingen
In 2018 vonden naar schatting 117.000 bezoeken aan een Spoedeisende Hulp (SEH) plaats in verband met een sportblessure. Maar de afgelopen tien jaar is het aantal SEH-bezoeken in verband met een ernstige sportblessure met veertien procent gedaald. Aangezien het totaal aantal sporters in deze periode is toegenomen, lijkt er sprake van een gunstige ontwikkeling in het risico op een ernstige sportblessure. De dalende trend is vooral te zien bij sporters tussen 18 en 35 jaar. Het aantal blessures bij veldvoetbal daalde met vijftien procent en deze sport is hiermee verantwoordelijk voor het grootste deel van de daling in het totaal aantal ernstige blessures. Maar: wielrennen (+130 procent) en mountainbiken (+80 procent) laten in de periode 2009-2018 een sterke stijging zien in het aantal ernstige blessures.
Bijna twee derde van de sporters die naar de SEH kwam had de blessure opgelopen door een val. Eén op de vijf door contact met een voorwerp, vaak een bal. Bij één op de negen sporters was sprake van een blessure door lichamelijk contact, zoals een schop of een botsing. De helft van de sporters had een fractuur, en ruim de helft een blessure aan de schouder, arm of hand. Vooral polsfracturen kwamen veel voor, en in iets mindere mate fracturen aan een hand of vinger en enkeldistorsies. Tijdens wielrennen en paardensport liepen mensen relatief veel blessures aan hoofd/hals/nek of romp op, en bij veldvoetbal was het aandeel blessures aan het been of de voet relatief groot.
Aan de slag
Meer over onderwerpen:
Meer voor werkvelden:
Sportblessurepreventie
Elk jaar leiden miljoenen blessures tot sportverzuim van één of meerdere dagen. Eén op de vier geblesseerde sporters stopt zelfs volledig met de sport waarin ze hun blessure opliepen. Het thema Sportblessurepreventie zet zich in om ernstig sportletsel te voorkomen en Nederland aan het sporten te houden.